regular

Van de melkboer

Van melk word je groot en sterk, zei mijn moeder altijd. En wij waren klein. Dus was het niet meer dan logisch dat wij de taak kregen om elke week voor de melkbevoorrading te zorgen.

Nu hoefden we daarvoor niet op expeditie. De tijd dat je de melk nog bij de koe zelf ging halen, lag immers al jaren achter ons. Zelfs de weg naar de supermarkt hoefde door ons niet afgelegd.
Nee, wij kregen onze wekelijkse portie calcium van de melkboer.

Dat onze melkboer regelmatig zijn eigen producten nuttigde, was aan zijn postuur goed te zien.
Het was door zijn verschijning, dat er iedere week weer een rilling over mijn rug liep bij het horen van de vrolijke claxon. Oh, nee…

Snel probeerde ik me uit de voeten te maken, richting het speelpleintje, of de wc voor een grote boodschap. Maar meestal was het tevergeefs. Had mijn moeder me al gehoord, of zag ik haar teleurstelling al voor me als ze bij thuiskomst de lege flessen van vorige week nog zou zien staan.

Er zat niets anders op dan met het rekje vol glas in mijn trillende armen naar de grote SRV-kar te sjokken. Daar stond hij al, breed lachend in de deuropening, zijn hoofd slechts een paar centimeter ruimte overlatend tot de deurpost.

Prevelend repeteerde ik mijn lijstje. Drie halfvolle melk. Twee karnemelk. Twee magere yoghurt. Eén vla, voor zondag. Ja, ik ben inderdaad gegroeid. Nee, ik hoef niet nog even binnen te kijken. Tot ziens. Ja ik doe de groeten thuis.

Alles deed ik eraan om mijn bezoek aan de melkboer zo vlot mogelijk te laten verlopen. En vooral zo snel mogelijk voorbij te doen zijn. Heel de week verzamelde ik kleingeld, om precies gepast te kunnen betalen. Ik droeg op woensdag altijd mijn snelste schoenen, om de psychologische lijdensweg richting de wagen zo kort mogelijk te laten duren.

Twee meter nog. Ik zag de gouden tand aan de linkerkant van zijn mond glinsteren. Een zure oprisping drong zich op in mijn keel. Dat moet de melk van die morgen geweest zijn.

Drie halfvolle melk, twee karnemelk, twee magere yoghurt… dreunde het nog steeds in mijn hoofd, vergezeld van een lastminute schietgebedje richting de goden. Laat dit snel over zijn.

‘Zo jochie, je benter weer? Heb je moeder je weer es voor der karretje gespanne?’
Ik knikte.’ Ja meneer. Drie melk, twee karnemelk…’

‘Wat mag het vandaag allemaal wezuh? Ik heb heeleke dubbelvlaai. Met aarrrrdbeien en vanillie!’
Terwijl zijn stem bulderde, had de man zijn hand al te rusten gelegd daar waar ik hem alles behalve wenste. Op mijn hoofd. Van onder de grote, ruwe vingers keek ik omhoog en probeerde het opnieuw.

‘Drie halfvolle melk, twee karnemelk, twee magere yoghurt, één…’
‘Kijk es an. We hebben extra boter deze week.’

Met zijn ene hand, graaide hij in een koeling met pakjes roomboter, zijn andere hand stuiterde op en neer op mijn kruin. Ik zwalkte op mijn benen en voelde de doffe klappen tot in mijn nek.

Eén ding was zeker: deze melkboer was niet mijn vader. Van een intuïtieve communicatie was in elk geval geen sprake.

‘Drie halfvolle melk, twee karnemelk, twee magere yoghurt, één vla, meneer. En we sparen niet voor de zuivelmokken, willen geen koe in de wei steunen en dit is tweevijftig statiegeld waard.’

Ik hijgde en keek hem verwachtingsvol aan. Mijn hart bonkte in mijn keel. Perplex keek melkboer me in de ogen. ‘Zo, meneertje heeft praatjes gekreguh?’ Zeker veel bruine boterhammen met echte boter gegete? Goed voor de hersenties!’
Dat kon wel zo zijn, maar alles wat goed voor mijn hersentjes was, leek er in deze vijf dodelijke minuten via mijn oren uitgeblazen te worden.

Eindelijk had hij mijn boodschap begrepen. Hij greep het rek uit mijn handen en liep zijn wagen in. Snel telde ik de muntjes na die ik in mijn zweterige hand had. Acht vijftig, het klopte.

Ik zuchtte. Hij kwam weer op me af. ‘Hier jochie, kun je weer een weekie vooruit. ’ Hij stortte het loeizware rek in mijn schoot, waardoor ik achteroverdeinsde en tenauwernood met glazen flessen en al op de straat kletterde. In een zwaai greep hij met zijn rechterarm mijn schouder vast en bracht me in balans. Een pijnscheut trok door mijn borst. Ik wilde het uitschreeuwen, toen we tegelijk naar links keken, waar mijn moeder net de hoek om kwam fietsen.

‘He, waar zijn jullie nou mee bezig?’ zei ze lachend, terwijl ze afstapte.
‘Ha, Frans! Alles goed met de zaken?’
‘Ja hoor, het gaat as altijd z’n gangetje. Wel een slakkengangetje, want ja, die wagen gaat inmiddels ook al weer zeventien jaar mee, hè.’

Ietwat beduusd stond ik met het rek in mijn armen naast de wagen. De liters zuivel begonnen aan mijn pezen te trekken, waardoor er een pijnlijke grimas op mijn gezicht verscheen.

‘Hier, laat mij maar,’ zei ze.
Ze pakte het rek van me over en tilde het naar de stoep. Met gebogen hoofd en licht trekkebenend volgde ik haar.

Vlak voor de deur draaide ze zich om. Ik keek op en zag nog net een glimp van de knipoog die van haar naar de melkman zweefde. Mijn hart sloeg over. Zou mijn broertje dan toch?….