regular

Zijn ziel en zaligheid

Hij wist niet beter
Zij wist niet van ophouden.
Verzot was hij, op haar.
Voor haar was niets te zot.

Hij hield van haar,
zij van aandacht.
Ze deelden alles;
bijna alles.
Al hun verhalen;
al zijn verhalen.
Al hun genot;
al zijn genot.
Hij gaf wat hij kon,
maar niet wat zij zocht.

In zijn leed staat hij alleen.
Want delen kan zij niet.
Slechts deel zijn
van andermans verdriet.
Maar hij weet het
en kent zijn lot.
De droom die hij leefde
Heeft nooit bestaan.
Zijn ziel en zaligheid,
Verdeelde haar tijd.