regular

Spandoek

Daar staan ze.
Uit heel het land gekomen. In de bedauwde vroegte vertrokken, om hier op dit zondagochtendonwaardige tijdstip te zijn. Terug, in dit park, waar ze eens vele middagen doorbrachten. Waar ze vele herinneringen aan koesteren. Zo vele verhalen, een boek waardig. Een boek, met vandaag een nieuw hoofdstuk.

Het spandoek wappert fier. Strak houden ze het voor zich uit. En trots. Vele avonden werk zijn er in gestoken. Dat is te zien: de letters spatten er vanaf. Hoewel dat ook door de boodschap kan komen. Een boodschap met grote waarde.

Eeuwigheidswaarde zelfs.

Toen ze van het idee hadden gehoord, hadden ze meteen toegezegd. Allemaal.
Natuurlijk! Zoiets doe je gewoon. Voor een vriend, een broer. En zo ver weg woonden ze toch ook weer niet, tegenwoordig.

Dus daar staan ze nu.
Een rij van zes, het gras nog nat. Drie kwartier nu al.

De zon klimt op.
Het moment nadert. Passeert.
Wachten nog. Drie ronden plastic bekers, roerstaafjes en zoetjes.
De thermoskan biedt geen dampend zwart tijdverdrijf meer.

’Hoe laat zouden ze…?’
’Tien uur.’
‘Tweeënveertig minuten geleden…’

Voorzichtig fronsende blikken. Een geruststellende opmerking.
Hij is vast nerveus. Rekt het nog wat op.
Of had ze een vermoeden, van deze dag.

Ze aanschouwen een tafereel.
Drie eenden vliegen over. Een vrouwtje, een mannetje, gevolgd door nog een mannetje, luidruchtig kwakend.

Nog geen naderend tweetal. Telefoon. ‘Ja, we komen, moeder. Ze zijn er zo. Ja, snij de taart maar vast aan.’

Maar de tijd verstrijkt.

Langzaam kleur verliezende gezichten. Luchtige gesprekken vallen stil. Half twaalf.

Het park stroomt vol. Mensen kijken. Verwonderd. Omringen hen.
Twijfel. Wat kan er zijn?

Tekstbericht. Van Lisa. Verschrikte ogen. ‘Wat zegt ze?’
Tim is kwijt.
’Wat? Tim is kwijt?
Tim, die met haar hier moest zijn? Waar was zij dan?’

Wat nu te doen?
Onrust.
Vijf op een rij, één ijsberend ernaast. Geen besluit. We wachten nog.
Nog eens drie kwartier.

Weer telefoon.
‘Schrikt u niet, alstublieft.’
De schok.
Flarden van zinnen dringen door. Hij prevelt ze. De anderen luisteren.
Ik heb slecht nieuws. Uw broer…
We konden hem niet meer… Hij had een briefje, in zijn zak… Hij had haar gezien…Zijn conclusies getrokken…

De boodschap, die langzaam doordringt. Verbijstering.
Dan de tranen. Zes vrienden in een vol zonnig park, met tranen van ongeloof, van ongeluk.

Mensen onderbreken hun bezigheden.
Kijken. Vragend. Verward.

Ze beseffen het.

Het spandoek gaat neer, zal nooit meer wapperen. De letters, nooit meer zichtbaar. Letters, bedoeld voor eeuwigheid. Een jongen fluistert ze:
‘Lieve, lisa, wil je met me trouwen?’