regular

Pijn

“Vind jij het hier ook zo’n zooi?”

Natascha hangt onderuit op het doorleefde bankstel. Zo’n bank die je dwingt te blijven zitten, omdat opstaan zo’n eind omhoog is dat je al duizelig wordt bij de gedachte. Zo’n bank waarover elk huis op dit studentencomplex beschikt.

“Ik hou wel van rommel,” zegt Max die naast haar zit, of hangt, terwijl hij zijn blik bier met een sissend geluid opentrekt.

“Ik ben al een week op zoek naar een boek,” zegt Natascha.

“Ohja? Ik heb je niet zien zoeken.”

“Nee, niet op die manier. Daar is toch geen beginnen aan hier. Maar ik ben het wel kwijt.”

“Oh. Oké.”
Hij neemt een stevige slok uit zijn blik en staart voor zich uit.

“Wat is het eigenlijk voor boek?”
“Poëzie.”
“Poëzie?” Hij trekt er zijn wenkbrauwen scheef bij op.

“Ja. Soms hou ik daarvan. Vooral op zondag, als ik een kater heb. Dan word ik daardoor geraakt.” Ze is iets overeind gekomen en heet haar blik gericht op het plafond.

“Als ik een kater heb neem ik gewoon een aspirientje,” zegt Max, nog steeds recht vooruit starend.

“Nee, ik probeer juist de pijn af en toe te voelen. Dat is goed voor je, wist je dat?”
“Pijn goed? Doe mij maar gewoon verdovende middelen.” Hij heft zijn blik in de lucht, als een trofee.
“Nee, iedereen heeft pijn, en die is altijd aanwezig, zelfs als je hem onderdrukt – met alcohol bijvoorbeeld – maar dan werkt ie verlammend op je. Als je de pijn toelaat voel je hem even, maar dan wordt ie ook draaglijker.”
“Nou, ik laat die pijn liever niet toe. Stel je voor dat ik allemaal trauma’s heb.”
“Nou, wat dan nog? Dan ga je daar toch aan werken?”
“Ik vind het wel prima zo. Geen pijn, nergens last van.”
“Maar…” Ze slikt haar woorden in. Hij zet het blik aan zijn mond en gooit zijn hoofd in zijn nek. Het bier gutst langs zijn lippen. Met een stevig ‘aaaah’ veegt hij zijn wangen af. Dertig tellen zwijgen ze, tot een oorverdovende boer de stilte doorbreekt.
“Laat maar,” zegt Natascha. “Tot jou dring ik toch niet door.”
Ze veert naar achteren, steekt haar armen voor zich uit en staat met een zwiep op.
“Ik zoek wel alleen.”